Aangespoeld aan oever
op grond van staan en gaan
een grens als altijd stroever
een rimpel doorgaans droever
dan daargelaten traan.
 
Voorzien van sterren boven
de gaten in Gods vloer
waardoor Zijn licht geschoven
een trouw kompas beloven
en aankomst op de loer.
 
De einder strak bevroren
rolt voorwaarts lopers uit
ontdooit als nooit tevoren
doet verre koren horen
verdampt daar tot besluit.
 
De storm op landerijen
windopwaarts tegemoet
afwaarts gaat Geest voorbij en
opwinds verfrist Gij mij en
verwervelt in mijn bloed.
 
Uw lokken en mijn volgen
verwaaiend in elkaar
mijn vragen vaak verbolgen
in Uw onstuim verzwolgen
en antwoorden pas-klaar.
 
Geestopwaarts kan ik stijgen
en spreid mijn vleugels uit.