Zij zaaien niet
en maaien niet
en garen niet
in schuren:
de vogels van de lucht
worden gevoed
te zijner ure.

Zij groeien en
zij bloeien doch
zij arbeiden
noch spinnen:
de lelies op het veld
worden getooid
met zegeningen.

Wie ging er ooit
gekleed als één van hen?

Die kent en ziet
en hoort het lied
dat zelf ik niet
kan zingen:
Hij weet de tere bloem,
de vreemde vogel
die ik ben.

En niets is er
onmogelijk voor Hem.