De nevels dalen over de velden weer,
de zon gaat onder, kleurt de hemel rood.
De mensen nemen naar hun huis een keer,
de maan verschijnt, de nacht wordt groot.

Stil in mijn woning wacht ik op de morgen,
mijn lichaam slaapt, mijn bed omarmt mijn leven.
ik leg mij neer, bevrijd van dagelijkse zorgen
wil ik mij aan het duister overgeven.

Toch spreekt in mij een woord
van angst, 't is ongehoord:
ik kan mij aan die rust niet laven.

Mijn handen vouwen zich tezaâm,
mijn woord roept God, de Vader aan:
Wilt u mij zeeg'nen met Uw gaven
Frans den Harder