de dagen komen, en de dagen gaan;
de tijd, die valt uit onze handen;
nog even, en de winter komt er aan,
zo is het hier, in d’ aardse landen;
de jaren komen, en de jaren gaan,
ze zijn ons uit de hand gegleden;
hoe lang nog zal het zijn, voordat we staan
uit ’t aardse land, in ’t eeuwig heden

om daar dan voor De Eeuwige te staan;
verantwoording zal Hij ons vragen,
als Hij ons levensboek zal openslaan.
en kijkt naar onze aardse dagen,
hoe wij het hier op aard’ hebben gedaan,
hoe wij ons hier hebben gedragen:
zijn we er met de Heere omgegaan,
in de aan ons gegeven aardse dagen?

de naaste, hoe is het met die gegaan,
hebben wij ook zorg aan hem gegeven?;
want dat heeft steeds bij U in ’t boek gestaan:
Uw richtlijnen voor ’t aardse leven,
wat hebben wij met het talent gedaan
dat U, Heer, aan ons hebt gegeven;
U ziet het, als U ’t Boek gaat openslaan,
hoe dat gegaan is in ons leven

en wil, Heer, die bladzijden overslaan
waar het op schrift staat, van ons leven,
dat en waarom het zo is mis gegaan,
in dagen die Gij aan ons hebt gegeven;
wij hebben aan Uw regels niet voldaan,
wij wilden gaan op eigen wegen,
nu komen wij in Uw gericht te staan,
en komen dan dat alles tegen

het goed maken, dat kunnen wij niet meer,
wij kunnen slechts vergeving vragen
voor al wat wij verkeerd deden, o Heer
doe van ons weg die zwarte dagen;
Heer, wil een Ander Boek gaan openslaan:
het Boek des Levens, en wil geven
dat onze namen daar geschreven staan,
dan geeft U aan ons eeuwig leven

zolang wij in dit aardse leven staan
Heer, wil ons leiden, en ons geven
dat wij steeds op Uw wegen zullen gaan,
en leid ons naar het eeuwig leven,
waar wij dan voor Uw ogen zullen staan
in ’t hemelse Sion, bij U, hier boven;
dan is de aardse tijd voorbij gegaan,
en breekt de tijd aan, U eeuwig te loven

het handschrift tegen ons, hebt G’ uitgewist:
U hebt de weg naar Golgotha betreden,
U hebt dat in Uw liefde zo beslist,
dat gold voor toen, het geldt voor heden;
Heere, U troont nu in Jerusalem,
als Koning, in de Stad der Steden;
aldaar, in Sion, daar zingt onze stem
Uw lof, in alle eeuwigheden

bij Lucas 16, vers 2; en 19, vers 11 e.v.