Na jaren lopen zie ik de rivier,
het water kolkt met witte koppen.
De jaren zijn voorbij en het is hier
dat 's levensreis ten slotte lijkt te stoppen.

Aan d' overkant staat Hij en wenkt;
ik durf niet in het water gaan.
Het zijn mijn zonden die ik overdenk.'t
is d' ondergang. Ik voel het water aan de lippen staan.

Niet in het water gaan, je gaat er onder!
De grote zonden staan voor je en zonder
hulp zul je in 't water sterven!

Hij wenkt en toont zijn liefelijk gelaat,
Hij laat mij lopen over 't water, want Hij staat
met armen open. Ik mag de zaligheid beërven.
Frans den Harder