Een paar kinderogen kijkt mij aan
Hulpeloos en inverdrietig
Ze gaat dwingend voor me staan
En na haar vraag voel ik me nietig:
‘Mama, weet je dat er mensen zijn
Die buigen voor een beeld van steen?’
In haar ogen vonkt de pijn
Mededogen sprankelt erdoorheen


‘Mam, wat kunnen wij dan voor hen doen?’
vraagt ze, ik moet antwoord geven
‘Je kunt bidden,’ zei ik toen
’t gezicht begint al op te leven!
‘Ja, natuurlijk!’ roept ze opgelucht
‘God verhoort altijd je bede!’
En ze slaakt een diepe zucht
Met in haar hartje al de vrede


Haar gebed is kinderlijk oprecht
En dan kan ik pas goed merken:
Haar worsteling is toch heel echt.
‘Heere Jezus geef hen kerken
dominees die in hun eigen taal
aan hen vertellen over U
zodat die mensen allemaal
ook in U gaan geloven, nu!


Wij hebben onze eigen kerken
Dank U voor dit grote geschenk
Maar geef dat wij mogen merken
Dat U ook aan and’re mensen denkt!’
Na het ‘Amen’ is haar vraag vooral:
‘Zou God mijn gebed verhoren?’
Ik knik: ‘Ja bijna overal
Is Gods Woord al haast te horen!’


’t Brengt een blijde lach op haar gezicht
Haar wangen kleuren rood en dan
Wordt haar blik zo ruim en licht
Ze zegt: ‘Mijn hart wordt hier heel warm van!’
Beschaamd buig ik mijn hoofd en denk dan
Zo gij niet wordt gelijk dit kind…!
Meestal zijn wij veel te ver daarvan
Eer zij God, dat hij tóch overwint!
Ilse Hoogendoorn Beens