God wil bij de mensen wonen,
in een huis en op een plein.
Daar wil Hij Zijn Zoon ons tonen,
voor een ieder, groot en klein.

Daag’lijks wil Hij in ons leven
zijn, het grote middelpunt.
Alles mogen wij Hem geven,
Hij, die ons Zijn Zoon vergunt.
Om te bouwen aan die woning
deelt de Heer ons ruim en breed,
rijkdom uit als van een koning.
Daarmee komt Zijn huis gereed.

Elk die wil mag binnen lopen,
ondanks ons besmet bestaan.
Want de oostzij kan wijd open,
dáár mag je naar binnen gaan.
Sierlijk kleed van stralend linnen,
rood- blauwpurper en scharlaak’
nodigen ons uit naar binnen,
alles spreekt van Christus’ taak.

Wie die poort betreedt, zal weten:
Om het altaar kan ‘k niet heen.
‘t Offer mag men niet vergeten,
wijzend naar Gods Lam alleen.
God heeft zelf het vuur ontstoken,
teken van Zijn grimmigheid.
Hier werd al van ’t kruis gesproken,
waar ons heil werd toebereid.

Dan, als laatste in de voorhof
spiegelt ons het wasvat toe.
Waterbad dat wast van smetstof.
Reiniging, dát doet ertoe!
Voor ons oog verrijst een bouwwerk,
huis van hout bekleed met goud,
gefundeerd op zilver maatwerk.
Kostbaar huis voor God gebouwd.

Daar mogen wij binnen treden,
door de hoge, smalle poort,
langs de mooi geweven kleden.
Dicht bij Hem in ’t heilig oord.
Ademloos staan wij dan binnen:
Cherubs, goud en kleur alom.
Heerlijkheid verrukt de zinnen,
in dit glansrijk heiligdom.

Kandelaar -uit goud gedreven-
praalt en straalt ons tegemoet,
laat ons Christus zelf beleven,
lichtend licht voor onze voet.
Zevenvoudig licht der lichten
drijft ons tot getuigenis,
door Hét Licht op hen te richten,
dwalend in hun duisternis.

Toonbroodtafel van de eenheid
in die flonkerende glans.
Levend brood en woord van waarheid
met een goud omlijste krans.
Vele korrels, twaalf broden,
toebereid zoals God doet:
Breken, sterven, Zíjn methoden,
geeft een rijke overvloed.

Bij de voorhang staat geschoven
’t gouden reukoffer altaar.
Elk gebed van die geloven
maakt de Hogepriester klaar.
‘t Voorhangsel met cherubijnen,
met erachter d’ ark van goud.
Daar wil God aan ons verschijnen,
boven ’t deksel van behoud.

Maar de voorhang is geweken,
vrije toegang tot Gods troon,
waar de priester ons laat weten:
’t Volmaakte offer is Gods Zoon!


Exodus 25 t/m 31 – Hebreeën 9 en10