Het water stond tot aan de lippen,
er was geen water meer,
want een woestijn is dor en droog,
maar drinken moet je telkens weer,

de rots spleet en het water stroomde
op dorre aarde neer,
het morrend volk deed zich te goed,
maar drinken moet je telkens weer,

de Jacobsbron, betwist, omstreden
geeft water, keer op keer,
je put voor elke dag genoeg,
maar drinken moet je telkens weer,

het water dat Ik je kan geven
stroomt nu al door de tijd,
voor wie dorst, een bron van leven,
die water geeft in eeuwigheid,

IK leid je door de dorre vlakten,
geborgen in mijn hand,
door lijden, dood, tot heerlijkheid,
naar het van ouds beloofde land,

naar de rivier van levend water,
die, helder als kristal,
ontsprongen aan de troon van God,
wie dorst heeft eeuwig laven zal.


n.a.v. Ex. 17:1 t/m 7  en Joh.4:1 t/m 15,  39 t/m 42