Help ons, lieve Vader, ons op U te richten,
het goeds, liefs, warms waarmee U wil verlichten
te zien en met hart en ziel in ons binnenste op te slaan,
met Uw liefde en vrede gevuld kunnen we aan Úw werk gaan.

We begrijpen niet wat in de wereld gaande is,
maar weten en geloven: U bent erbij en ziet.
U zegt: “Wat er ook gebeurt, vrees niet!”
Ik wil niet klagen over hetgeen ik mis.

U geeft zóveel om van, door te zingen,
Uw schepping biedt zoveel mooie dingen.
Dank U wel voor zon, de maan en de sterren,
Uw licht is nabij en U bent geen God van verre.

In de voorjaarsbloemen toont U zich nabij,
mensen op de vlucht in hun groot verdriet
zien het, angstig, vanzelfsprekend niet,
U vraagt om U te vertrouwen van mij.

In alle omstandigheden U danken en eren
van Jobs eerbied, ootmoed, lied, leren.
Niet langer klagen, niet meer vragen,
danken voor ál mijn levensdagen.

U kent mijn vluchten en mijn zuchten,
mijn twijfel, zeggen: “Ik ben bang!”
Maar als ik Uw lentebloemen zie
dan blijf ik dat niet al te lang.

Met mijn klachten in de nachten,
die U geduldig, liefdevol, blijft verstaan,
heb ik Uw liefde en zegen geen recht gedaan.

Job 42:1-8 | 1 Thessalonicenzen 5:16-18 | Colossenzen 4:2 | Phillippenzen 4:4,6