Ik droomde, ‘k zag veel mensen lopen,
ze waren allemaal op reis,
op weg naar Jezus’ witte troon,
vanuit het Paradijs.

De mensen waren pienter,
ze wisten heel precies
wat de ander moest doen of laten,
voor winst of voor verlies.

Ze spraken met elkaar;
maar eigenlijk – zó gek -
de manier waarop dit ging
leek niet op een gesprek.

Ze vochten namelijk om het hardst
voor hun eigen inzicht,
niet luisterend naar de ander
maar op zichzelf gericht.

Die hele lange weg,
streden voor- en tegenstanders
voor hun eigen mening,
want iedereen zag het anders.

Maar aangekomen op de plaats
van hun eeuwige bestemming,
verstomde acuut de woordenstrijd.
In heil'ge overeenstemming

keken zij eensgezinds
naar het Lam Gods op de troon,
toen zongen zij hetzelfde lied,
met dezelfde woorden, op dezelfde toon.

Blij werd ik wakker en ik wist
eenmaal is dit geen droom …


Psalm 122 | Openbaring. 5:9-14 en 15:3