Vroeger liep ik op sandaaltjes,
in mijn veel te korte broek
met een stuiver in mijn handje
naar een winkel op de hoek.
Daar mocht ik wat uit gaan zoeken
zure lappen of zoet hout.
Of zwart-wit om op te likken,
grote droppen dubbelzout.

't Winkeltje, de waterstoker
werd gerund door een meneer
in een lange witte stofjas.
't Winkeltje bestaat niet meer.
Daar zit nu al lang een snackbar
waar de jeugd zich samen klit
Maar nog steeds als ik er langs loop
denk ik weer aan mijn zwart-wit.

'k Zie mezelf als kleine jongen,
mijn met snoep gevulde mond,
blij met een Bazooka plaatje
dat ik bij de kauwgom vond.
Het zijn mijn herinneringen
als een toverbal gekleurd.
En nu denk ik jaren later;
'Wat is er toch veel gebeurd.'

Het is goed om te beseffen ;
''k Heb een mooie jeugd gehad.'
En loop ik soms langs de snackbar,
dan koop ik een zak patat.
Ik eet van mijn warme frietjes
en ik het lijkt wel dat ik bid
'Heer, ik wil U hart'lijk danken
voor mijn jeugd en mijn zwart-wit.'