Zondagmiddag, hier in huis is alles vredig stil.
Buiten stoeit de speelse storm met elke bomenkruin.
Ik staar en dan besef ik hoe november, jong en pril,
het zomergroen weer heeft verkleurd tot roestig rood en bruin.

De middag is al bijna om; het duister valt al in,
maar onvermoeid roept ons van ver de oude Grote Kerk.
Ze jubelt luid haar bronzen bel om zonder tegenzin
zich net zo trouw als eeuwen terug te wijden aan Gods werk.

In alle rust kijk ik naar jou. Het leven is een feest.
'k Haal adem, maar de stilte stokt nog net op tijd mijn stem.
Ik zie weer hoe je vroeger was en altijd bent geweest.
Hoe fijn is toch het samen zijn. In stilte dank ik Hem.