Wij brengen Hem vijf broden;
in zijn handen al het graan van de vrolijk wuivende aarde.

Wij brengen Hem twee vissen;
in zijn handen al het leven uit de gelukkig glinsterende zee.

Wij brengen Hem deze zeven;
in zijn zegenhanden vermenigvuldigende volheid.





(bij de 'wonderbare spijziging', Marcus 6: 38)