Dat ik nog leef
dat ik bemind ben in uw ogen
op de oever van uw milde mededogen
nieuw de morgen vind;

dat U de zee 
die eertijds ruw mijn schip doorkliefde,
hebt doen stranden op de branding van uw liefde;
mij geborgen zingt

stemt mij tot dank, ik raak verstild.
Waar Gij mij zegent neemt de zilte
smaak van alle pijn de wijk. 

Volle vrede die Gij reikt:
Gij die mij nimmer varen laat: tot
leven mij hebt aangeraakt.