Als ik moeizaam over depressie schrijf
omdat ik aan den lijve  heb ondervonden
hoe zwaar ze je psychisch en fysiek ondermijnt
en  mijn jeugdjaren heeft geschonden
 
langzaam sluimerde ze binnen in m’ n  leven
na verlies en verdriet dat me had verstard
het lijden week niet, ging over me heersen
en onderwijl dieper kerven door m’ n  hart
 
ik leefde met tranen en verborgen pijn
‘n ziekelijk angstgevoel voor alles om me heen
morgen zou niet beter worden, niet anders zijn
dat doemdenken keerde en draaide altijd weer
 
dag en nacht vervloeiden in ‘n desolate grijsheid
er zweefde geen belofte, geen wekroep in de morgen
meer en meer raakte ik verzeild in eenzaamheid
en smeekte God : hou me onder uw hoede geborgen
 
het  nieuwe leven is zomaar niet vanzelf gekomen
na  ’n lange strijd begon ik  weer rechtop te staan
dankzij Gods liefde, waarin ik  rotsvast bleef geloven
mocht ik door de poort  van ‘opstanding’ gaan …