Eer ik nog was geboren
	Wist U van mijn bestaan.
	En eer ik  Uw stem kon horen
	Riep U mij bij mijn naam.
	Eer dat ik nog kon spreken
	Klonk al Uw stem tot mij
	U liet mij toen al weten:
	“Jij, kind, jij bent van Mij!”
	Het water van de doopvont
	was toen al het bewijs
	dat ik U mocht toebehoren
	op heel mijn levensreis. 
	 
 
                    
-