De stad waar God ooit woonde,
In Salomo's tempel troonde,
Men Jezus Christus hoonde,
Met doorntakken kroonde.
Waar Hij Zijn almacht toonde.
 
Dat Sion, stad der steden.
Stad met een verleden.
Een bastion waar werd gestreden
In de hof, waar werd gebeden
Op de plek waar werd geleden.
 
De heilge stad van Hem.
Hoort daar, sinds lang, de roepstem
Om vrede en rust, het requiem
Voor een nieuw Jeruzalem.
 
Waar God ondanks vuur en zwaard
Om de navel van de aard,
Zijn uitverkorenen vergaart
In het huis waar Hij hen bewaart,
De Messias zich openbaart.
 
Het toekomstoord met gouden straten,
Waar mensen, mensen niet meer haten,
Wordt vijandschap verlaten.
Zal oorlog niet meer baten.
Vrijheid voor wie gebonden zaten.
 
Nu nog het pied-à-terre van onze Heer.
Straks een tempel tot Zijn eer,
Na de langverwachte wederkeer
Naar de heilgen, om Zijn leer.
Nu nog uitziend, naar wanneer?