Ons bidden wijden wij gaarn' aan bekenden,
familie, vrienden, mensen ons geliefd,
misschien weleens aan wie ons heeft gegriefd,
voor wie we God gebeden willen zenden.

Heel zelden tellen voor ons onbekenden,
de bedelaar, verslaafde of de dief,
de crimineel, de beul, zij ongeliefd,
van wie we liever af ons willen wenden.

De schurk die schuld bekent op de teevee,
de vrouw in rouw, uit wraak met zuur verbrand,
door beeld 'bekend', met hen leeft men meer mee.

Bestem bij Hem een woord met hoop omrand,
voor levens vaak vlakbij of overzee,
bereid reikt Hij -aan elk verwant- Zijn hand.