Geschonden, geslagen
door wat in het leven
bij vlagen over mij kwam.
Donker mijn dagen
gekleurd door de zon
die het licht nam
en die mij verblindde.

Waar zal ik U vinden
mijn lief, mijn beminde?
Waar bent U verborgen,
hoever moet ik gaan?

Bedek mijn gelaat
gegroefd en getekend
berg mij in schaduw van licht
raak genezend mij aan
wek voorzichtig mijn leven.
In dauw van de morgen
worde geschreven
mijn eigenste naam.

Waar U te vinden
mijn Eén en mijn Al
U mijn beminde
aan wie ik mij binden
en vasthouden zal?

Zwelt er een stem over golvende velden
klinken er tongen als psalmen in koor
zingen mij volrijpe halmen die melden
vrede voorgoed, alle jaartijden door?

Hoor! Mijn beminde!
Zie, daar komt Hij aan;
van over de heuvels, de bergen, door dalen,
hoe kan ik ooit in mijn leven onthalen
die ik niet kende - gezegend zijn Naam?

Uw Naam gezegend - de winter voorbij
gekeerd nu het tij van de regen.
Die naar mijn stem vroeg
mijn wond kwam verbinden
die mij naar huis droeg
mij zocht te hervinden
mij wilde beminnen
nog eer ik bestond

die ik diep van binnen
voorgoed aan mijn zijde vond.