Eén ding, Heere der Heeren,
mag ik van U begeren;
Wil mij elke dag regeren,
opdat ik U niet zal negeren.

Dat wil ik elke dag zoeken.
Niet in mijn studieboeken,
maar in het Boek der Boeken;
Wil mijn ziel daarin bezoeken.

Zoeken wil ik, om bij Hem te wonen,
waar Hij Zijn woord wil tonen.
Ja, waar Hij zichzelf wil vertonen.
Daarin te lezen, wil Hij "belonen".

Dat zoeken van dat éne ding.
Dat éne ding, dat geeft verzadiging;
Verzadiging van hart; en ontheffing.
Ontheffing van schuldvervolging.

Biddend zoeken en verlangen.
Verlangend aan Zijn lippen te hangen.
Om door Zijn woorden te worden gevangen.
Dat Hij zo alle eer mag ontvangen.

(n.a.v. psalm 27)