U bent om mij: levenslucht die mij omarmt,
adem die mij tot ademen blaast. En waar ik
mijn voeten zetten moet, gaat u voor en naast mij op,
komt achter mij: levenskracht die mij omarmt.

Maar wanneer mijn dagen stikken in zwarte
onheilswolken, ik u met moeite zie, geef mij dan
dat ik u onzegbaar ontzagwekkend nabij weet:
moederschoot die mij omarmt, waarin ik leef op uw adem.

Leer mij nu 'amen' stamelen, u na te zeggen,
zoals een kind een moeder.
Maar is mijn stem te ver, te klein,
wilt u dan mijn amenadem zijn.


een gebed bij ps 139