In de kastanjebomen zie je kaarsen staan.
Het zonlicht heeft ze aangestoken.
De winter kan naar huis toe gaan,
de lentetijd is vrolijk aangebroken.

Het gras zingt tussen 't fluitekruid,
de bermen wiegen in de blijde zon.
Heel de natuur zingt vreugde uit,
een dankbaar lied voor onze bron.

De vogels zingen ons de vreugde voor,
zo vol verwachting op de grote dag,
als heel de schepping als groot koor
de grote schepper blij begroeten mag.

Als alle kaarsen aangestoken zijn
en heel de aarde in een blijde tooi,
zingen we samen het refrein:
'O Heer wat is de schepping mooi.'

In de kastanjebomen zie je al het licht
dat blij schijnt naar de wolken boven.
God doet niet alle deuren dicht.
We mogen in Zijn liefde nog geloven.