Het openbaart Gods rechtvaardigheid
Daarvoor zullen zondaren beven.
En hier in de tijd
Zal de rechtvaardige uit het geloof leven

Het geloof nu is een vaste grond
Waarmee men hoopt met hart en mond
En ’t bewijs van wat men niet kan zien.
Voor een eeuwigheid die ‘k niet verdien.

De ouden hebben het verstaan
’t Komt alles alleen bij God vandaan.
Hij bereidde d’aarde door Zijn Woord uit niet
Geloven wij, en niet uit wat men ziet.

Voor God was Abel rechtvaardig
Want Kaïns offer was Hem niet waardig.
God gaf over Abels gift getuigenis
Zijn geloof spreekt nu nog nadat hij gestorven is.

Door dat geloof nam God Henoch weg.
De dood zag hij daarom niet
En hij werd niet gevonden, zeg.
In zijn leven deed hij wat God gebiedt.

’t Is onmogelijk God te behagen,
Om zonder geloof iets van Hem te vragen.
Wees gewis dat gij gelooft.
Dat Hij is en die Hem zoeken loon belooft.

Gehoorzaam is Abraham zijn weg gegaan.
Naar het land over de Jordaan.
Door het geloof is hij uit gegaan.
Maar wist niet waar hij kwam te staan.

De beloften niet verkregen
Gingen zij de weg van alle vlees
Van verre gezien, geloofd, omhelsd
Hebben zij als gasten God gevreesd.

Zij begeerden allen een vaderland,
Niet hier, maar in het hemels land.
Dus God schaamde zich hunner niet,
En graveerde z’ in Zijn hand.

Mogen wij zo'n geloof toch kennen.
Dat w’ons aan ’t hemels vaderland gewennen.
Dat alles hier maar is van tijd’lijke aard.
God is aller hulde waard.

N.a.v. Romeinen 1:16,17 en Hebreeën 11:1-6,8,13-16