In de spiegel van Gods wet,
ben ik met vuiligheid besmeurd.
Ik weet het zo goed als zeker,
dat God mij zo niet goed keurt.

In de spiegel van Gods wet,
komen al mijn zonden aan het licht.
Ik heb mij niet aan Zijn geboden gehouden,
‘k ben te vaak voor het kwade gezwicht.

In de spiegel van Gods wet,
zou ik het liefst hard weg willen rennen.
Zelf kan ik mij niet van die vuiligheid ontdoen,
zou God mij dan wel willen kennen?

In de spiegel van Gods wet,
zie ik ook een ander gezicht.
Ik zie geen bevlekte zonden meer,
’t is het gezicht van Jezus die mij verlicht.

In de spiegel van Gods wet,
mag ik Jezus Christus zien.
Die mij van mijn zonden heeft bevrijd,
en mij heilig gemaakt heeft bovendien.

In de spiegel van Gods wet,
zie ik nu een ander spiegelbeeld.
Schoon, rein, vergeven van zonden,
Hij heeft mij met Zijn genade omkleed.

In de spiegel van Gods wet,
blijf ik nu langer kijken
Dat ik in lengte van dagen,
op Christus mag blijven lijken.

 

Jakobus 1:25