Gezegend die van al wat is
de Schepper en de Vader is;
de oorsprong en de diepste zin,
het eind en doel van alle ding.

Gij spreekt uw levend woord van licht;
uw stem klinkt op: het duister zwicht.
Uw Geest, uw Adem, waait en woedt;
zaait zegenend uw overvloed.

Die naar uw beeld de mensen schiep,
hen samenbracht, tot vrede riep;
bewonen doet dit moederland,
wil hoeden met uw vaderhand.

Die elk bij name noemt en kent,
tot licht en leven hebt bestemd;
wie dreigt te vallen steunt en schraagt
en ieder mens in liefde draagt.

Uw trouw hebt Gij geopenbaard,
in uw verbond uw volk bewaard.
'Ik zal er zijn' hebt Gij gezegd:
uw Naam ons in het hart gelegd.

Die uit het land van slavernij
ons hebt verlost en uitgeleid.
Door zee en zand ging Gij ons voor;
gaf onderweg uw levend Woord.

Zozeer waart Gij uw volk nabij,
dat Gij uw Zoon, een mens als wij,
tot heil van deze wereld zond
ten teken van uw nieuw verbond.

Die door de dood is heengegaan
en tot nieuw leven opgestaan.
Wie Hem ziet, schouwt U, Vader, ook:
zo heeft Hij uw gelaat getoond.

Uw Geest ontsteekt in ons het vuur
en draagt ons door de lange duur;
vertroost, verlicht ons, maakt ons sterk:
brengt allen samen tot uw kerk.

Gezegend Gij die Vader zijt;
die met de Zoon in heerlijkheid
leeft in de liefde van de Geest,
zoals het altijd is geweest.