Soms is het windstil om me heen,
voel ik Gods liefdevolle armen niet.
Dan ben ik angstig en alleen
en in mij klinkt er woord noch lied.

Soms voel ik licht een briesje waaien,
verkoeling brengt het op een warme dag.
Gods liefde die me zacht wil aaien
en in mij losmaakt zang en lach.

Soms loeit de storm in leer en leven,
en schudt aan wortels van bestaan.
'Als het Gods adem is die mij doet beven,'
vraag ik of hij mij niet doet ondergaan.

Maar altijd word ik 't leven doorgedragen,
op vleugels van de wind en Geest.
Verdreven zijn mijn pijn en vragen,
omdat Gods adem draagt en weer geneest.