Wij waren aan het bidden, ik zag het goed:
er trok langs mijn geest een koningsstoet.
Veel blijde mensen, hun schreden naar voren
leken te zeggen, de Heer toe te behoren.
 
De stoet ging heel  langzaam, maar wél vooruit.
Wat vreemd!  Ik hoorde geen wanklank geluid.
Ze liepen als broeders en zusters tezamen
en ’t voelde alsof zij van heel vér kwamen.
 
Hun tocht door de eeuwen stelden zij voor.
Zij beleden het kruis en daar leefden zij voor.
Want vanuit dit kruis, op de wereld gelegd,
werd aan een ieder Gods heil toegezegd.
 
God kwam tot de zijnen, liet hen niet alleen.
De Schepper lijdt mee, bij al ons geween.
De tranen van mensen, ze gaan Hem echt aan…
Wat jammer, zo velen blijven bij Hem vandaan.
 
Maar wie gelovig zich mengt in die stoet,
die vindt een pad en een licht voor zijn voet.
Ja, sterker wordt nog het getal der getrouwen,
God zal op geloof Zijn koninkrijk bouwen.
 
O, mens van vandaag, neem toch snel een besluit.
“De Bruidegom komt…wordt aanstonds Zijn bruid!”
Zo zal ook in ’t heden de wereld nog horen:
“De opwekking mensen, wordt uit genade geboren!”