De Heer kijkt met liefderijke voldoening
naar een hartstochtelijk' godloochenaar.
Deze mens haat zowel preekstoel als altaar,
psalmzingen en vrome boetedoening.

Dit ongelovige kind vindt verzoening
bij zijn Hemelvader, leeft gewoon en klaar,
maakt in het daagse bestaan Diens wensen waar.
Een vreemde, ongerijmde bedoening?

God laat het Hoge Koninkrijk stralen
voor de onbijbelse, levende geest,
die steeds rechtvaardigheid wil behalen.

Wie de Schepper vol heilig ontzag vreest,
maar enkel om eigen zin zal malen,
is gelijk een plechtig, niets winnend feest.