Thomas: was ongelovig.
               was ook verdrietig.
               was zonder zien niet tevreê.
Thomas: Ik, Jezus weet er wel raad mee.
               Zie Mijn handen en Mijn zij.
Thomas  zag, geloofde en zei:
               Mijn Heere en mijn God en werd blij!
Thomas, nu je ziet geloof je,
               Ik zeg je:
               Zalig zijn zij, die niet hebben gezien
               en nochtans geloven, maar zij zullen ook zien!
Thomas: Wees dan niet ongelovig,
               maar gelovig!