Zelfs al sprak ik
zo hoog
zo betoverend
als de cherubijnen
als de mensen
zo aards en verleidelijk
al was ik
zo rijk als een oliesjeik
en zo wijs als Salomo
maar het hart was versluierd

al kon ik reizen
naar witte stranden
naar baaien en valleien
de bergen zien
verrassende vergezichten
woestijngebieden en palmbomen
watervallen en schitterende bloemen
maar de liefde
was afwezig
zinloos was mijn leven

laat de geurige reuk van olie
een aanraking van een vreemde
de gulle lach van een kind
mij raken

dat ik mag worden
als een kind
Eddy Lie (uit de bundel'Ontmoeting')