Als onze vlucht naar Mars zou leiden,
Laat Hij zich van ons niet scheiden.
Dalen wij naar 't diepste van de zee,
God gaat altijd met ons mee.
 
Verborgen w'ons in grotten of in holen,
Wij bleven voor Hem nooit verscholen.
Zelfs in de nacht en zonder licht
Zijn wij voor Gods aangezicht.
 
Wij kunnen voor Hem nergens vluchten.
Doch, wat hebben wij te duchten?
God heeft het beste met ons voor,
Al dringt dat nauw'lijks tot ons door.
 
Een Heer die uit is op ons welzijn.
Die ons bevrijdt van zorg en pijn.
Niet wil dat wij verloren gaan
Voor het eeuwig voortbestaan.
 
Hij zond daartoe Zijn eigen Zoon,
Die, trotserend spot en hoon,
De Zijnen heeft verkoren
En aan dien Zijn hart verloren.