Wat heb ik heden in mijn schuur
aan rijke oogst geborgen,
zodat het een bezit zal zijn
voor heden en voor morgen?
Hoe werden schoven van geduld
tot rijpe pracht gebonden
en werd een oogst van stille trouw
diep in mijn ziel gevonden?

Waar strooide ik het leven Gods
en kwam het tot ontplooiing?
Hoe streefde ik met ijver naar
uiteind’lijke voltooiing?
Was er een oogst van diep geloof
bij alles wat ik zaaide?
Zag ik de rijpe vruchten reeds,
die ik deemoedig maaide?

Een medemens omhelsde mij
voor hulp aan hem bewezen
en in de ogen van een vriend
was dankbaarheid te lezen.
Maar God, nam ik in liefde toe
en ging mijn menszijn wijken?
Ging ik na een verwoede strijd
meer op mijn Heiland lijken?

Toen ik mijn schoven goed bekeek,
de rijkgebonden aren,
kon ik door de genade Gods
Zijn zegening ontwaren.
Het is die oogst die met mij gaat
als Hij mij eens zal wenken
en mij met uitgestoken hand
een heerlijk loon zal schenken.