wij kijken elke dag: hoe zal die zijn ?,
en mocht het eigenlijk altijd zo wezen:
te wonen in een land met zonneschijn,
vandaag, en morgen, elke dag na dezen

de jaargetijden zijn er telkens weer:
de lente, zomer, herfst, en winter, komen
en gaan, van jaar tot jaar, tot op een keer
de dag komt, Heer, waarvan U ons doet dromen:

de dag dat U verschijnt in heerlijkheid,
waar U een einde maakt aan alle duister;
dan sluit U, Heer, voor ons de aardse tijd,
op Uw Dag, vol van glorie en van luister

dan is het voor ons allen eeuwigheid;
zij die de tijdgrens eerder overschreden:
U brengt hen met ons in Uw heerlijkheid
in Sion, Heer, bij U, in ’t eeuwig heden

zij hebben uitgezien naar deze dag:
wat zij zullen ons hartelijk begroeten !,
in plaats van rouw: een eeuwig blijde lach
als wij elkaar bij U mogen ontmoeten

we wachten op Uw Dag, hoe zal die zijn ?:
die Dag zal alsdan zijn en altoos wezen:
het wonen in Uw land, vol zonneschijn,
bij U, Heer, eeuwig, in de tijd na dezen

 

In memoriam voor mijn geliefde Willy.

bij Johannes 14, vers 1 e.v.