De zon verliest haar luister,
het wordt nu steeds meer nacht.
De bladerpracht wordt stil gefluister,
de boom verliest haar pracht.
Natuur hult zich in stilte,
gehuld in mist en ijskristal.
Verbergt zich in aloude kilte.
Wacht tot de zon weer komen zal.

Toch zweeft er stil verwachten,
want in het diepste van de tijd
groeit toch een lang verzachten,
door God al eeuwen voorbereid.
De hoop is voor ons niet verloren,
want ook als niemand het nog ziet,
wordt nieuwe tijd voor ons geboren.
Ons toegezongen in het engelenlied.

'God heeft in mensen welbehagen.'
Zo zichtbaar in Zijn liefste Zoon.
De boom zal straks weer vruchten dragen.
De schepping krijgt opnieuw een kroon.
En wachtend op dat lentelicht,
dat heel de wereld zal beschijnen,
komt onze zomer weer in zicht,
die nooit meer zal verdwijnen.