Ik lijk wel op de grote eikenboom
die alle vruchten gaat verliezen,
en ik erkennen moet met schroom:
'Ik laat ze los, heb niet meer te kiezen.'

Want heel de zomer mocht ik leven
met armen vol met rijpe vruchten.
Ik had mijn schaduwen te geven,
stond sterk, had niets te duchten.

Nu komt de wind, ik houd het niet
ik zal verliezen wat ik heb gewonnen.
Het geeft me vreugde en verdriet,
de herfst is in mijn tijd begonnen.

Steeds meer vergaat mijn kracht,
totdat ik kaal en naakt zal staan
in het verlies, en kilheid wacht
tot 'k in de lente op zal mogen staan.

Dan zal het zonlicht mij begroeten,
en kom ik stralend in het licht.
De niewe lente dan begroeten
met de grote zomer in het zicht.