Hoe zal het zijn aan de andere zijde,
In dat land van eeuwig Licht?
Zal ik Han daar weer ontmoeten,
Zie ik weer zijn lief gezicht?

Zal het Paradijs ons wachten,
Hof van Eden, hemels mooi?
Voel ik jouw armen weer om mijn schouders
In die tuin in bloementooi?

Ik vraag aan God, daar in de hemel:
“Vader, ik hoef geen gouden kroon,
geef ons samen maar een plekje
onder een bruine beukenboom”.

Als twee kinderen, nieuw-geboren
Zonde-vrij, en vol geluk.
In dat Land van eeuwig leven,
Maakt sterven ’t leven nooit meer stuk!

Dan zal alles liefde wezen
Alles-alles liefde zijn
Samen in de Heer te wezen,
Bij die God van liefde zijn!

Micha 4:4
Maar zij zullen zitten, een ieder
Onder zijn wijnstok en onder zijn vijgenboom.