Waar zou ik zijn als U mij niet zou sterken;
als U Uw rechterhand niet tot mij stak?
Ik zou van mijn verlossing niets meer merken
als U niet telkens steunend tot mij sprak.

Waar zou ik zijn als U mij niet zou troosten
met woorden die tot in der eeuwigheid
hun waarde steeds weer tonen; zoals ’t oosten
zich ’t verst van ’t west bevindt, op elke tijd?

Waar zou ik zijn als U mij niet zou leiden?
Ik zou vol vraag en angst Uw weg niet gaan;
maar U komt mij van alle zorg bevrijden:
Uw komst staat vast, daar kan ik van op aan.