De bomen gaan het van de wind verliezen,
hun bladerdek waait lustig in het rond.
Ze hebben niets meer om te kiezen,
hun gouden tooi waait op de grond.

De vruchten vallen op de aarde,
de zomer is nu echt vergaan.
Heeft nu het leven nog wel waarde
ís er nog toekomst in 't bestaan?

Maar diep in hen is niets verloren,
het zaad wacht op een nieuwe tijd.
Dan zullen we weer vogels horen
en groen dat zich zo teer verspreidt.

De bomen worden eens weer aangekleed,
als bruiden voor de grote koning.
En weg is dan verval en leed,
't wordt dan de tuin van melk en honing.

Wij mogen daar dan eeuwig wonen
want nooit verdort er bloem of plant.
God zelf zal ons Zijn grootheid tonen
en wij, we mogen leven uit Zijn hand.