‘k Wil mij niet verblijden in zilver of goud.
Ik wens slechts de vrede van Jezus.
Ik wil mij verblijden in 't eeuwig behoud.
Wie kan dat bewerken? Slechts Jezus!
Want zilver en goud gaan teniet in mijn hand,
de dag, dat ik inga in 't koninklijk land.
Wat nooit zal vergaan, o dat houdt eeuwig stand.
Mijn thuis is voor eeuwig bij Jezus.
 
Nooit wil ik meer zinnen op rijkdom of eer.
Ik wil mij verheugen in Jezus.
Ik leg in Zijn handen mijn leven nu neer.
Daar wordt sabbatsrust mij gegeven.
Want rijkdom en eer gaan teniet in de nacht,
het uur, dat ik Jezus, mijn Redder verwacht.
Hoe sterk is de kracht van Zijn liefde voor mij.
Mijn thuis is voor eeuwig bij Jezus.
 
Wat heb ik nog weinig te winnen op aard,
als ik zoek naar die wereldse schatten,
terwijl 't moede hart rust en vrede slechts vraagt,
Gods vree, die elk hart kan bevatten.
Want zilver en goud, die gaan mij niet meer aan
de dag, dat ik juichend voor Jezus mag staan.
Zijn woord vol van kracht draagt mij door elke nacht.
Mijn thuis is dan eeuwig bij Jezus.
 
Wat zou ik nog vergaren? Wat houdt me in de ban,
als Jezus weerkomt voor de Zijnen?
Wat zou mij nog baten? Zelfs 't duurst diamant
het zal in Zijn glorie verdwijnen.
Want al wat er schittert en blinkt hier op aard
acht Jezus van nul en van generlei waard.
Hij is ‘t, die ons redt. Hij verhoort ons gebed.
Ons eeuwige thuis is bij Jezus.
 
Ik weet, dat mijn zorgen slechts tijdelijk zijn,
God leidt mij tot d' eeuwige morgen.
Lofoffers wil ik brengen met vreugderefrein.
Bij Hem weet ‘k mij veilig geborgen.
Want zilver en goud gaan teniet in mijn hand
de dag dat ik inga in het koninklijk land
dat nooit zal vergaan, o het houdt eeuwig stand.
Dan ben ik voor eeuwig
bij Jezus !!