Het is nog donker voor mensenogen,
de meesten liggen op één oor,
maar die waken mogen
weten wat ik hoor.
 
Zeker een half uur voor
ochtendzon stil gloort
zetten vogels hun
lofzang voort.
 
’s Avonds is hun snavel
stil tussen de veren gegaan,
hun fluiten, zingen, kwinkeleren
vangt in alle vroegte wederom aan.
 
Ze willen me, ontdekte ik, leren
om Gods nieuwe dag te eren,
Hem lofzingend op te staan
en met Zijn hulp te gaan
waar ik me moet keren.
 
De vogels doen hun plicht,
instinctief is hun gezang,
getroost door Licht
ben ik niet bang.
 
Wat die nieuwe dag zal brengen?
Lieve God, ik weet het niet.
Maar mét de vogels zing
ik tot U een liefdeslied.
 
Dankbaar voor een nieuwe morgen,
ondanks pijn, verdriet en zorgen,
vogels misschien onbekend,
weet ik dat U erbij bent.
 
Wat kan ik nog meer wensen?
Dank voor al die lieve mensen
die mij steunen in mijn kreunen,
mét me blij reageren, met een lach,
waardoor ik U steeds weer kan danken,
als vogels zingen na ontwaken op DIE dag.