Ik zag, zittend aan de waterkant
het zonlicht dat erin weerkaatste
mijmerend zonder me te haasten
zag ‘k mezelf en ook Gods Vaderhand

die mij als een arend droeg
juist in de stormen van het leven
mocht ik op zijn vleugels zweven
zonder dat ik er om vroeg

dank ik Hem, ‘k ben begenadigd
o, wat heeft Hij veel gegeven
nu oud geworden en verzadigd

verlang ik naar Zijn Vaderhuis
naar ’t geluk van het eeuwige leven
wanneer Hij zegt: ‘welkom thuis’