In het duister van het leven,
in het donker van de nacht,
door de waas van het beleven
klonk een stem, zo onverwacht.
'Zie er is een kind geboren,
ook heel arm, ja in een stal.
Maar o herders wil toch horen,
Hij is 't die de wereld redden zal.'

't Is niet moelijk Hem te zoeken,
of is het geloof te klein?
Zie Hij ligt in schamele doeken
en zal je verlosser mogen zijn.
En het licht zingt door de dagen
van een kind, Gods eigen Zoon.
In de mensen welbehagen,
ja een kind op Davids troon.

In het duister van hun midden
werd het plotseling helder licht.
Arme herders die aanbidden
met een hart op God gericht.
Nu klinken er geen engelenzangen,
en soms is het een donkere nacht.
Maar we mogen blij ontvangen
dat Jezus weerkomt, dan met macht.