Jezus,

Hoe klein, hoe zwak ben ik,
Zo weerloos tegen honger,
Zo machteloos tegen pijn.

Soms word ik alleen nog
Gedragen door moeders,
Op de vlucht voor armoede
En geweld.

En toch ben Jij het,
Die in elk broos moment,
Steeds weer in mij
Geboren wordt.

Als weerloos Kerstkind
Vertel Jij mij
Dat ook ik genade mag zijn,
Geliefd om wie ik ben,
Zo kwetsbaar als Jij.