'Wat zie je er stralend uit',
sprak de duisternis tegen het licht.
Hij bedekte het met zijn praatjes
en het ging uit
als een nachtkaars.

'Het is donker geworden',
sprak de Vader,
die woont in het Licht.
De Zoon zei: 'Zend Mij.'

Hij kwam.
Licht in de duisternis
en zei: 'Kom bij Mij!'

'Het is volbracht',
zei de man aan het kruis
en deed de deur
naar het Licht
wagenwijd
open.

'Wat zie je er stralend uit',
zegt de duisternis tegen de mens
die in het licht leeft,
maar hij kan het niet doven.

Hij kan er niet bij.