Gij maagdeke, draag in uw hart
het Kind dat in u wordt geboren,
Dat uw ziel leidt uit alle smart,
in Hem zijt gij nooit meer verloren.


Gij Kindeke, slaap in Uw God
lig neder in Uw kribb' en doeken,
Verteder U om 't angstig lot,
wil in mijn zonden, mij toch zoeken.


Gij herderkens, kniel stille neer,
aanbidt het Kind dat diep van binnen
zich toont als Zoon van God en weer
u nieuwe vreugde laat beginnen.


Gij  magiërs, met groot geschenk,
Hij komt ook in Uw leven troosten.
Als gij Hem in alles gedenk',
laat Hij aan u niets meer ten boosten.


Gij Jesulein, mijn Bruidegom,
laat mijn ziel in U zijn geborgen.
Nu ik zo in Uw liefde kom;
wil altijd voor mijn harte zorgen.

Te zingen op de melodie van gezang 263 en 131 uit het Liedboek