Wij die van ver gekomen zijn,
zoekende het geheimenis,
de boodschap aan de hemel
van Hem die geboren is.
Wij zochten de verblijfplaats
van het Koningskind, de Heer.
Om Hem te geven
onze hulde en eer.

Wij brachten Hem goud
Hij is de Koning.
Eerden Hem met wierook,
een offer aan God
Schonken Hem mirre
Hij kwam om te sterven
Wij eerden de Zoon
van de levende God.

Wij hebben de koning
der Joden gevonden
Weten ons voor eeuwig
met die Koning verbonden
Zijn ster wees de weg,
geen paleis maar een huis.
Wij mochten hem aanbidden
en kwamen thuis.