De laatste dagen wegen zwaar
de baby meldt zijn komst.
En Jozef heeft het wel gezien,
hij wanhoopt soms; geen plaats.
 
Een vreemde reis, een vreemde Vorst,
een vreemde sfeer. Ach Jozef vraag
het nog een keer; geen plaats.
 
Vermoeide mensen, zonder dak.
U kent ze ook, kijk maar naar buiten.
Ze gaan voorbij zonder te vragen,
ze weten; geen plaats.
 
Er zijn er veel, zonder te vinden.
Zij dolen rond, kunnen niet slapen.
Het is een oud, heel oud verhaal.
Nergens plaats.
 
Het is een enkeling die vindt.