Is het niet Zijn ster daarboven,
die bij Bethlehem lijkt stil te staan?
Kijk, daar zijn engelen die Hem loven:
Kom, laten wij vlug óók daarheen gaan!
 
Daar lopen herders met hun schapen,
Zouden zij het Licht hebben gezien?
Een stel ruige kerels, jonge knapen:
Zij hebben ook haast zo te zien!
 
“Er is een Koningskind geboren!”
Ze roepen het vol vreugde om.
Wij worden blij van wat we horen.
en versnellen onze pas daarom.
 
Samen met herders aangekomen,
net buiten het dorpje Bethlehem,
daar in een grot tussen de bomen,
zo in een voerbak vinden we Hem.
 
Koningskind, geboren, in een arme stal,
een trog met stro, gekleed in doeken?
Is dát de Koning van ’t heelal?
Wat hier in vredesnaam te zoeken!
 
Waren het doeken door Hem gedragen,
toen Hij tot bloedens toe werd gehoond,
en aan het schandhout werd geslagen,
en met een doornen kroon gekroond?
 
Waren het doeken in het lege graf
toen God, na Zijn plaatsvervangend lijden,
na drie dagen Hem weer het leven gaf,
om ons van dood en zonde te bevrijden?
 
Heeft God de wereld dan alzó lief,
omarmt Hij ons met mededogen,
biedt mensen eeuwig perspectief,
zo wij in Hem zullen geloven?
 
Heer, “In Vredesnaam” werd U geboren,
opdat wij samen met U voortaan
tot Gods familie mogen horen:
Kom, laten wij ook naar Hém toe gaan!