Ik ben maar klein en ook zo teer,
mijn moeder lag mij ergens neer
in het  kille natte van herfstweer.

Goddank, nadat ik was neergesmakt,
heeft een andere moeder mij opgepakt.
zo klein, zo teer en ook verzwakt.

En nu, nog ken ik mijn moeder niet,
het kind zijn in mij heeft verdriet.
Ik bid of God mijn leed ook ziet.

Het wonder is het waar ik op wacht
God maakt de hardste harten zacht.
Er komt een dag, ja na elke nacht..

terwijl ik verdrietig vele dagen slijt,
wacht ik op een  nog betere tijd.
Een hart, dat zich tegen moeder vleit.

Van haar verdriet ontbonden,
haar moeder weer gevonden
tot heling van de wonden.{jcomments off}