De zon, het licht van alle goede dagen
trok zich terug achter Gods eigen hart.
't Oneindig leed was niet meer te verdragen
de diepe duisternis droeg zonde en smart.

De stilte drukte dreigend op het weten
dat nu de wereld bang van God verlaten is.
Een zwarte eenzaamheid, een nooit vergeten,
een keerpunt in 's mensen geschiedenis.

En alle mensen rond het kruis gezeten
wachtten tot de engel is voorbijgegaan.
Was God de mensheid nu voorgoed vergeten,
ziet Hij het bloed niet op de deurpost staan?

Een bange klacht verscheurt de nacht:
'Eloi, Eloi, lama sabachtani!
O God waar bent U toch, ik wacht,
wanneer komt toch het licht waarin 'k U zie?

Daar aan de horizon gloorde het nieuwe licht
dat alle duisternis voorgoed zal overwinnen.
Het zware offer door de Heiland daar verricht
laat ons voorgoed een nieuwe dag beginnen.